Over…

Over Johan Lewi…

Ik herinner mij als een spelend kind. Ik kon intens genieten van het rollen in het mulle zand en het ravotten in de weidse velden. Urenlang keek ik naar het spel van de wolken. Ik was gefascineerd door de kleuren in de natuur: het hel geel van de boterbloemen, het diepe rood van de klaprozen en het purperachtig blauw van de korenbloemen.

’s Avonds, als het donker werd, lag ik dikwijls op mijn rug in het gras en tuurde naar de sterrenhemel, een wonderlijk schouwspel. Ook de zang van de vogels hadden een speciale plaats in mijn kinderhartje.

Ik was 4 à 5 jaar toen de oorlog volop bezig was. Vader was op de vlucht en moeder zorgde dat er eten was voor haar vier kinderen. Ik voelde de sfeer van onzekerheid en dreiging die constant in de lucht hing. Meer en meer werd ik dat gevoelig jongetje dat angst had en met vele onverwerkte indrukken geen weg wist. Ik had angst om ziek te worden, angst om oud te worden, angst om dood te gaan. Bij de minste pijn in mijn lichaam liep ik naar de dokter. Op een dag zei hij: “Jongen, jij gaat de dokters nog rijk maken.” Die woorden maakten een grote indruk op mij… Toch bleef ik een blij en gelukkig kind. En die levensvreugde is mij altijd bijgebleven.

Als kind had ik een grote verbeeldingskracht. Ik was een dromer en trok mij dikwijls terug in mijn fantasiewereld. Van leren kwam niet veel in huis. Ik moest dan ook het laatste jaar van de lagere school overdoen. De mensen zeiden tegen mijn moeder: “Als dat jongetje nu niet leert, dan zal hij het later ook niet kunnen.” Maar mijn moeder verdedigde mij en antwoordde dat ik nog alle kansen had om te slagen in het leven.

Later, in de Humaniora, werd ik dank zij de stimulans van mijn leraar wiskunde sterk aangetrokken door de wetenschappelijke vakken. Dat was de basis voor mijn verdere studies.

Ik studeerde af als Burgerlijk Elektrotechnisch Ingenieur aan de Katholieke Universiteit Leuven. Vervolgens werkte ik als onderzoeker in het onderzoekslaboratorium van MBLE-Philips in Bosvoorde. Tijdens die periode was ik gastprofessor aan de Vrije Universiteit Brussel waar ik een cursus informatica doceerde. Later verliet ik het onderzoekslaboratorium en werd ik docent, hoogleraar en ten slotte gewoon hoogleraar aan de KULeuven.

Het waren drukke en boeiende jaren van onderzoek, doceren, projecten met de industrie, conferenties, publicaties, vergaderingen en vooral samenwerking met collega’s, doctorandi, wetenschappelijke medewerkers, studenten en mensen van het secretariaat.

De periode van student, onderzoeker en professor was gekenmerkt door een grote honger naar kennis. Ik wilde weten, zo veel en zo vlug mogelijk. Ik dook als het ware in de materie. Ik studeerde en werkte hard. Zo kwam ik dikwijls onder druk te staan. Ik liep mezelf voorbij. Waarom? Was ik op de vlucht? Maar voor wie of voor wat? Nu ben ik tot een klaar en duidelijk antwoord gekomen: ik was bang mezelf te ontmoeten. Gelukkig bracht mijn vrouw mij in de danswereld en de wereld van aarde en klei. Daardoor vond ik telkens mijn evenwicht terug.

Op mijn vierenveertigste sloeg de bliksem bij me in: een hartinfarct! Het werd een moeilijke periode. Ik ging door een diep dal. Mijn leven leek een puinhoop. Na een hartoperatie volgde een lange weg van revalidatie. Er kwamen ook nog vele kleinere ingrepen, maar die lukten niet echt.

Tijdens een consultatie bij de cardioloog kreeg ik te horen dat men voor mij niets meer kon doen. Mijn kaart was op, zo luidde het verdict. Ik kreeg enkele voorschriften mee voor medicatie en daar stond ik. Het kwam hard aan. Een positief punt in het gesprek was de aanmoediging van de hartspecialist om verder zoveel mogelijk van het leven te genieten.

Op weg naar huis dacht ik bij mezelf: als de klassieke geneeskunde niets meer voor mij kan doen, dan moet ik zelf iets doen. Ik had toen nog geen idee wat dat iets zou kunnen zijn, maar diep in mij wist ik dat het tijd was de verantwoordelijkheid over mijn leven op te nemen. Mijn hart had mij een signaal gegeven dat het tijd was voor verandering, tijd om wakker te worden, tijd om los te laten. Het was tijd om tijd en ruimte te maken voor mezelf.

Langzamerhand werd het me duidelijk dat mijn ziekte haar oorsprong had in een disharmonie in mijn gevoels- en zieleleven. Natuurlijk, factoren zoals erfelijkheid spelen een rol, maar ze zijn niet de enige bepalende factoren.

Ik ontdekte dat ziekte eigenlijk een uitnodiging is tot genezing van het lichaam, maar vooral van de geest en de ziel. Zo ben ik een lange en boeiende weg opgegaan van innerlijke verandering, bewustwording, van weten wie ik ben. De liefde waarmee ik naar mijn hart begon te kijken en het vertrouwen dat genezing mogelijk was hebben een cruciale rol gespeeld. Met dit boek wil ik aantonen dat de mens mogelijkheden heeft waarvan hij zich niet altijd bewust is.

Ik wil de rol van de klassieke geneeskunde in het geheel niet onderschatten. Ik heb een grote bewondering voor de chirurgen, specialisten, dokters, assistenten en verplegend personeel die zich met veel toewijding inzetten voor de genezing van hun patiënten. Ik ben de klassieke geneeskunde dan ook erg dankbaar. Zonder haar zou ik hier niet meer zijn.

Er is nu erg veel veranderd in mijn leven. Ik was op de wereld gekomen met een grote bagage onverwerkte ervaringen uit vroegere levens. In mijn rugzak zaten vele vastgeroeste spanningsvelden die te maken hadden met angst, schuldgevoel, onzekerheid, woede… Vooral op seksueel gebied zat ik al sinds in mijn pubertijd danig in de knoop.

Er is veel uitgeklaard. De bliksem had niet alles vernietigd. Er was nog genoeg overeind gebleven om mijn huis, mijn hart opnieuw op te bouwen. Ik kijk nu met een warm hart naar alles wat ik heb meegemaakt.

Mijn reis door dit leven heeft me een kostbare schat meegegeven: de ontmoeting met mijn hele zelf. Dat hele zelf noem ik Johannes. Ik ben Johannes en Johannes is mij.